“Van Astene aan de Leie tot Eke bij de Schelde en verder doorlopend over Semmerzake, Munte, Oosterzele tot bij Kwatrecht : Tête de Pond De Gand…..T.P.G. …Bruggehoofd Gent.
De Duitse aanval rolt sinds vroeg in de morgen. Boven het T.P.G. exploderen met scherpe knal luchtafweergranaten rond overtrekkende vliegtuigen. Onze 16de infanteriedivisie, opgesteld langs de bunkerlinie in de sector tussen de Boven-Schelde en de Leie, legt veldversterkingen aan.
Ten zuiden van Gent ligt de versterkte linie, sector Semmerzake-Wetteren, nog steeds verlaten. Onder de inwoners van de streek zijn er geen sporen van paniek, althans nog niet op dit ogenblik : de aanvaller zal wel tot staan worden gebracht aan het Albertkanaal.
Trouwens de eerste legercommuniqués laten ook uitschijnen dat men de toestand volkomen meester is.[1]”
[1] Uit “Mei 1940 Ten zuiden van Gent” door Jacques De V
Woensdag 15 mei “Op de Staf van de Divisie wordt de ganse nacht gewerkt om de eerste bevelen klaar te krijgen in verband met de opstelling in het Bruggenhoofd Gent.
Verschillende eenheden waaronder het 7de , 11de en 15de Linieregiment welke de sector Gijzenzele toegewezen kregen zullen op andere plaatsen worden ingezet. Dit alles heeft te maken met de steeds wisselende toestand aan het front.
Enkel de Genie dient de nodige verkenningen uit te voeren, en alle geniewerken moeten klaar zijn tegen dageraad van 19 mei.
De tankcompagnies (met een C 47 kanon op een T 13 onderstel) moet zich opstellen als volgt
– 2 T13’s aan de Brusselse steenweg te Melle – 2 T13’s te Bottelare – 3 T13 zullen bij het Escadron Cyclisten in steun blijven
Donderdag 16 mei
Deze dag betekent voor de Belgische eenheden een dag van organisatie der onderkomens, aanleggen van telefoonverbindingen, verkenning door de officieren en bespreking op de commandoposten.
Weldra zullen de schuilplaatsen van het T.P.G. dienst moeten doen en zullen de divisies in het bruggenhoofd op de Scheldelijn moeten tonen uit welk hout ze gesneden zijn. De storm nadert…..
Vrijdag 17 mei
Om half vier in de morgen van 17 mei worden de mannen uit hun loden slaap gewekt: alarm! De schuilplaatsen van het T.P.G. moeten onmiddellijk worden bezet”[1].
Zaterdag 18 mei
De 4de infanteriedivisie neemt de definitieve schikkingen voor de komende strijd. Alle schuilplaatsen worden bezet.
Het 3de bataljon van het 6de linie krijgt het bevel tot vertrek naar Gijzenzele, via Gijzegem, Lede en Smetlede. Op de weg naar Gent zien de soldaten de rookwolken afkomstig van petroleumtanks. De afstand schijnt zeer lang. De soldaten zijn doodop.
De avond van 18 mei, voor het T.P.G. zijn dit de laatste uren voor de storm. Uit het oosten naderen de vermoeide infanteristen van de 2de en de 5de infanteriedivisie, achter zich een spoor nalatend van wegversperringen en vernielde bruggen, op korte afstand gevolgd door de overwinningszekere Duitse troepen.
Nog diezelfde dag steken de Duitsers het kanaal van Willebroek over: de strijd om het Bruggenhoofd Gent kon beginnen.
Op 19 mei zijn alle eenheden op hun eindbestemming.
Het VIde Legerkorps bezet het terreingedeelte ten zuidoosten van de Schelde. De 5de Infanteriedivisie komt omstreeks 11.00 uur uitgeput aan te Semmerzake-Munte en krijgt enkele uren rust. De 4de Infanteriedivisie stelt zich op tussen Munte en Betsberg en de 2de Infanteriedivisie ter hoogte van de Betsberg, Gijzenzele en de Schelde te Kwatrecht met in het noorden het 5de Linie, in het zuiden het 6de Linie en in tweede lijn het 28ste Linie.
Het 3de bataljon van het 6de linie komt rond 04.00 uur aan te Gijzenzele. Enkele gewonden vervoegen de rangen. Men hoopt dat alle achterblijvers Gijzenzele zullen bereiken alvorens het te laat is. De soldaten zijn reeds drie dagen onderweg en de voedselvoorziening blijft uit. In Keerbergen-Werchter werden de soldaten voor de laatste keer bevoorraad. Het bataljon is niet meer wat het zijn moet. De strijdvaardige mannen zijn fel uitgedund en verlies aan wapenuitrusting werd vastgesteld.
Het 6de Linieregiment bestaat nog uit twee infanteriebataljons en een bataljon tuigen, echter zonder mortieren 76 mm. De geplande versterkingen en aanvullingen komen niet toe. De gemiddelde mansterkte wordt op 150 per compagnie fuseliers geschat, de 12de compagnie op een honderdtal manschappen, hetzij in totaal een 600 man voor het ganse bataljon III/6.
De 2de divisie vertrok rond 17.00 uur op 18 mei in de streek van Gijzegem om zich te voet te begeven naar haar verdedigingssector Kwatrecht-Gijzenzele. Ook de “Jagers te voet” doen hun naam eer aan en komen na een lange etappe aan in de streek van Semmerzake. De manschappen zij totaal uitgeput.
Twaalf vrachtwagens, dertien moto’s, waaronder drie side-cars, 48 fietsen en alle door paarden getrokken karren (waaronder veertien mitrailleurs-caissons, de acht caissons mortieren M 76 en acht veldkeukens) van het 3de Bataljon, het 4de Bataljon en de stafcompagnie zijn achtergebleven. Van de bewapening ontbreken drie C 47 mm, alle mortieren M 76, veertien mitrailleurs, 25 FM, zeventien DBT granaat-lanceerders, 150 geweren en 65 pistolen GP. Er is nog munitie genoeg, de granaten die verschoten zijn en de 450 verloren laders FM buiten beschouwing gelaten.
Een gemiddelde van 8 mitrailleurs per compagnie is nog ter beschikking i.p.v. de oorspronkelijke 12. Het rollend materieel bestaat niet meer en er resten enkel nog een paar karretjes van landbouwers uit Keerbergen.
De te bezetten stelling is bewaakt door eenheden Grenswielrijders: ze hebben enkele schetsen gemaakt en overhandigen deze omstreeks 06.00 uur aan de bataljonscommandanten van het 6de Linie. Aan de hand van deze schetsen kunnen ze hun bevelen geven ten einde de nieuwe stelling te organiseren en te verdedigen. Van de “Tête de Pont de Gand” zijn voor de oorlog gedetailleerde opstellings- en bezettingsdossiers gemaakt, die eveneens de sleutels van de schuilplaatsen bevatten. Deze worden nooit ontvangen. De “Cointet”-barrière en de tetraëders[1], die een antitankhindernis moesten vormen, zijn niet geplaatst. Deze werden gebruikt op de KW-stelling[2] en werden niet geleverd voor het TPG.
Gelukkig kent kolonel Godeau de stelling op zijn duimpje: voor de mobilisatie werkte hij gedurende zes jaar bij het 2de Département de Génie de Fortifications en is zo nauw betrokken geweest bij het ontwerpen van de “Tête de Pont de Gand”, een grondige kennis die het regiment ten goede zal komen.
In Gijzenzele werkt men op volle toeren.
Om 08.00 uur zijn de verkenningen reeds beëindigd. Met uitzondering van het prikkeldraadnet en de betonnen schuilplaatsen stellen de veldwerken niet veel voor. Het veldwerkmateriaal is onderweg verloren gegaan. Om toch materiaal te hebben om de werken aan te vatten schuimt men de omliggende boerderijen af en eisen de officieren spaden, schoppen, houwelen, rieken, bijlen, zagen en ander landbouwgerief op. Eerst begint men het schootsveld op te ruimen en dan te graven.[1] De manschappen zijn moe en hongerig, maar beseffen dat van de voorbereidingsgraad van de stelling hun leven kan afhangen en werken dus hard door.
Het 2de Bataljon arriveert om 07.00 uur te Landskouter en stelt zich te paard op, op de weg Oosterzele-Gontrode, op de Betsberg. De hulppost van het 2de Bataljon heeft een onderkomen gevonden in de graanstokerij Van De Velde op de Betsberg en opent om 08.00 uur, er is ontsmettingsalcohol genoeg…. [1]
Het 3de Bataljon is in tegenhelling opgesteld:
1. van links, 200 meter ten noorden van het halfmaanvormig bos tot
2. rechts, 300 meter ten zuiden van de oude molen van Gijzenzele (AV 10).
De bataljonscommandant heeft als opdracht een anti-tankstelling op te bouwen en deze kost wat kost te verdedigen. Om 10.00 uur ontvangt ze de 13de Compagnie en een peloton C 47 mm (met slechts drie stukken) van de 14de Compagnie in steun, wat een gevoelige stijging van het aantal aan mitrailleurs met zich meebrengt.[2]
Links wordt de 9de en de 12de Compagnie (zonder mitrailleurs) opgesteld, samen met twee C 47 mm. In het midden staat de 10de Compagnie en rechts staat de 11de Compagnie met één C 47 mm opgesteld. Al de kazematten worden bezet met ploegen van de 13de Compagnie: de bunker van het klein bos (AV 11 ) met twee mitrailleurs, de bunker van de molen (AV 10) met twee mitrailleurs, de drie bunkers rechts van het dorp met vijf mitrailleurs en één FM en de bunker rechts van de stelling van de 11de Compagnie met één mitrailleur en één FM; 1 bunker in Gijzenzele met 1 mitrailleur en 1 machinegeweer = commandopost van III/6.
Voor de stelling worden twee voorposten uitgezet. De ene (P1) wordt bezet door twee gevechtsgroepen van het Eskadron Wielrijders van de divisie onder leiding van adjudant kandidaat-beroepsofficier Daems, terwijl de andere (P2) bemand wordt door de resten van het Peloton Verkenners van het 6de Linie. Hun opdracht bestaat erin vijandelijke voorhoedes voor de stelling te melden en verkenningen af te weren.
De hele opstelling is omstreeks 11.00 uur bezet.
Majoor Desprets installeerde zijn commandopost in Gijzenzele-dorp. Hij heeft echter een schrijnend gebrek aan transmissiemiddelen, zodat hij zich enkel in verbinding kan stellen met de commandopost van het regiment en van de 10de Compagnie. De majoor richt een aanvraag aan het regiment om bevoorrading.
Omstreeks 14.30 uur komt het bericht binnen dat uit de richting van Sint-Lievens-Houtem vier tanks vorderen. Twee verkenningspatrouilles worden ten oosten van de weg Oosterzele-Wetteren uitgestuurd, maar deze hebben niets te melden.
De werken vorderen goed. In Gijzenzele worden schietgaten in de huismuren geslagen en worden andere muren afgebroken om goede verbindingen te hebben. ’s Avonds zijn de werken in het dorp bijna ten einde. Een paar hindernissen voor en in het dorp moeten nog aangelegd worden en het koren afgemaaid.
’s Avonds worden volgende stellingen ingenomen: één gevechtsgroep van de 9de Compagnie wordt naar de bunker aan het klein bos gestuurd om er de nabije beveiliging van te verzekeren en een andere naar de linkerlimiet van de stelling, in verbinding met het 1ste Bataljon 5de linie. Twee gevechtsgroepen van het Eskadron Wielrijders worden in versterking naar de voorposten P 1 en P 2 gestuurd, maar vergissen zich en stellen zich op in de Meerstraat.
’s Nachts werkt één derde van het personeel op de stelling terwijl één derde waakt en de rest rust. De nacht is kalm, buiten het binnenlopen van een colonne Ardense Jagers omstreeks 01.00 uur, met een gevangen Duitse officier, valt er niets te melden.
Gezien er nog steeds geen bevoorrading is gebeurd bij het 3de Bataljon wordt de verlaten bakkerij opengebroken. In de compagnies wordt beroep gedaan op soldaten die de bakkersstiel kennen en met de achtergelaten ingrediënten wordt er voor heel het bataljon brood gebakken, tot groot genoegen van de manschappen.
Situatie van de Belgische stelling op 19 mei.
De grens tussen het 5de Linieregiment (Kwatrecht) en het 6de Linieregiment (Gijzenzele) loopt vanaf de Schoolstraat over de Langestraat – Bosstraat zo naar de Geraardsbergse steenweg te Gontrode (Melle). De bunkers A 38 (Schoolstraat) en D 17 (Langestraat) werden bemand door het 5de Linieregiment.
Te Gijzenzele zit in eerste lijn het 3de bataljon van het 6de Linieregiment; te Kwatrecht eveneens het 3de bataljon van het 5de Linieregiment.
In steun voor Gijzenzele (2de lijn) ligt te Landskouter het 28ste linieregiment.
De vooruitgeschoven posten P1 en P2 bevinden zich respectievelijk in de omgeving van het kruispunt Reigerstaat / Geraardsbergse steenweg / Groenweg en in de omgeving van het kruispunt Reigerstraat /Bavegemstraat / Moortelbosstraat.
_________________________________________________________________________
[1] 19 gekwetsten waaronder één Duitser zullen er opgevangen worden; één dode zal er geborgen worden.
[2] De 13de Compagnie heeft er op dat ogenblik nog 14.
_________________________________________________________________________
[1] De opruiming van het schootsveld is de grootste bezorgdheid van de regimentscommandant. De gewassen staan al een 80 cm hoog en men ziet niet veel. Het terrein is gunstig voor infiltratie. De geplande veldwerken werd onder druk van de lokale politici afgelast, die de stemmen van de landbouw nodig hadden voor de verkiezingen. Vanuit Gijzenzele-dorp heeft men zicht tot aan de bunkers AV 10 – 11 – 12 die de kam vormen langs de baan Wetteren-Oosterzele.
_________________________________________________________________________
[1] De “Cointet”-barrière : waren stalen hekken. Deze Belgische poorten, zoals ze ook werden genoemd, gaven de KW-linie haar bijnaam “de IJzeren Muur”. In 1933 uitgevonden door de Franse generaal Leon Edmond de Cointet de Fillain werden ze vaak in België gebruikt. De tetraëders of viervlaksgestellen waren metalen driezijdige piramides. Er waren twee types. Het lichte type woog ongeveer 190kg, terwijl het zware type, dat met beton was opgevuld zo’n 470 kg woog
[2] ijzeren verbinding tussen Koningshooikt en Waver
Er zal echter geen tijd over blijven om uit te blazen. De vijand staat reeds aan de horizon en is niet uitgeput zoals ons voetvolk.
In Gijzenzele bleef alles rustig, niets te melden. Een rustige voormiddag. De regimentscommandant voert een inspectie uit van de bataljons en lijkt tevreden.
Om 09.30 uur melden burgers aan post P 1 dat op zo’n drie kilometer voor de stelling een Duitse moto op een mijn is gelopen. De zaak wordt nagetrokken door een patrouille. Ze vinden een vernielde sidecar met twee gesneuvelde Duitsers. Hun automatische wapens en hun papieren worden meegenomen en afgegeven op de commandopost 6de Linie. Om 12.30 uur melden de verkenners dat ze uit P 2 acht vijandelijke sidecars hun post hebben zien naderen. Ze verlaten hun stelling, maar worden teruggestuurd. Het is echter te laat. Als ze hun stellingen opnieuw willen bezetten, is de post al ingenomen door Duitsers: P 2 is verloren.
In de vroege namiddag wordt de stelling overgevlogen door Duitse vliegtuigen, daarna keert de stilte weer terug. Om 14.00 uur wordt post P 1 hevig beschoten. Kolonel Godeau beveelt deze te ontruimen. Plots wordt Gijzenzele hevig beschoten door artillerievuur, verschillende huizen, waaronder dat van de pastoor, worden beschadigd. De pastoor zelf, de enige inwoner die ter plaatse is gebleven, wordt gekwetst en na verzorging in de hulppost van het 3de Bataljon afgevoerd naar de commandopost van het regiment.
Ondertussen leggen de Duitsers een dicht rookscherm aan ter hoogte van de baan Oosterzele-Wetteren en vallen aan gebruik makend van vlammenwerpers. De bunkers aan het klein bos (AV 11) en aan de oude molen (AV 10) worden omcirkeld en ingenomen. Een tiental man wordt hierbij krijgsgevangene gemaakt, maar de gevechtsgroep die de bunker van het klein bos bezet, kan zich vrijvechten en voegt zich terug bij het 3 Bataljon.
Het Duits bataljon geeft snel een bericht door naar achter : “sterke tegenstand uit bunkers en loopgraven”. De opmars van de Duitsers verliep zo snel dat hun artillerie nog niet is aangekomen. Enkel een vooruitgeschoven groepje verkenners komt ijlings naar voor om een geschutsstelling te verkennen.
Het Duitse infanterieregiment 171 speelt ook een rol. Via Wieze, Lede, Vlierzele, Bavegem, komt het naar de Veldstraat te Oosterzele. Het krijgt de opdracht rechtdoor te stoten naar de wijk Kwaadbeek, terwijl het 2de Bataljon 171 richting Landskouter zal nemen. Het 1ste Bataljon komt terecht in flankerend vuur van de schuilplaatsen te Gijzenzele.
De vijand dringt door in de stelling van het 3de Bataljon en slaagt erin het klein bos te bezetten. De waarnemers van Gijzenzele hebben de vijandelijke batterij ontdekt die ononderbroken het dorp onder vuur neemt. Er komt versterking van artilleriegeschut met als voornaamste doelstelling het bos en de ontdekte batterij, die zich ten oosten van de weg naar Geraardsbergen bevindt, onder vuur te nemen. De schoten treffen doel, het bosje lijkt geschoren, de vijandelijke batterij houdt op met vuren en verplaatst zich.
Rond 19.00 u vermindert het vijandelijke schieten.
Het Duitse infanterieregiment 171 ligt ingegraven in verdediging langs de weg Westrem-Kwaadbeek-Heistraat frontaal op Gijzenzele. De commandopost van het regiment zit in de Veldstraat te Oosterzele. Ook hier liggen de Duitse stellingen onder zwaar artillerievuur en lijdt men merkbare verliezen aan manschappen en materieel. De situatie aan Duitse zijde ziet er niet schitterend uit en bereikt een kritiek hoogtepunt. Volgens de Duitse officieren is de Belgische artillerie de boosdoener en is deze, zowel wat aantal als schootstechniek betreft, veruit de meerdere van de Duitse. De Duitse Oberst wacht op de aankomst van zware artillerie alvorens opnieuw een aanval te lanceren.
Het 3de Bataljon ontvangt steun van het 2de Bataljon 28ste Linie. Luitenant Moyson wordt met zijn peloton ter beschikking gesteld van de 9de Compagnie om ingeschakeld te worden in de verdediging van het zuidelijk gedeelte van Gijzenzele. Eén sectie van de compagnie, onder leiding van luitenant Lonnoy (bevelhebber van de 13de Compagnie), voert om 20.40 uur een offensieve patrouille uit naar het kleine bos.
Ze bereikt het bos, tracht door te dringen tot aan de oost-rand, maar wordt verrast door een hevig mitrailleurvuur. De patrouille trekt zich terug met vier gekwetsten.
Ondertussen heeft onderluitenant Van Saceghem (9de Compagnie) zich met enkele mensen van zijn peloton kunnen opstellen in de terreinscheur juist ten westen van het bos. Hij wordt eveneens onder vuur genomen vanuit het bos, dringt niet aan en bezet terug zijn stelling in de schoot van de 9de Compagnie.
De Duitsers blijken in het bos goed opgesteld te zijn en blijven aan onderhouden cadans vuren. Eveneens worden artillerie en ‘Minenwerfer’ ingeschakeld.
Gedurende de nacht vuurt de vijand zonder ophouden. Ze gebruiken lichtspoormunitie en laten vuurpijlen op het dorp neerkomen. Verliezen van de dag: 4 gewonden; 10 onderofficieren en soldaten die de 2 verloren bunkers bezetten, worden als vermist opgegeven.
De staf van het 6de Linie verwacht een aanval bij het ochtendgloren. De artillerie wordt ingeschakeld om de mogelijke voorbereidingen ervan te storen. Om 03.30 uur vraagt majoor Desprets een beschieting van het bos. De vuuraanvraag wordt stipt en heel nauwkeurig uitgevoerd.
De Duitsers wagen het niet om, zoals voorzien, vroeg in de voormiddag langsheen de Betsberg door te stoten naar Merelbeke. Eerst moet de situatie gunstiger zijn op hun rechterflank te Kwatrecht-Gijzenzele.
Omstreeks 04.30 u krijgen de Duitsers versterking. Twee Duitse vrachtwagens waarvan één gemerkt met een rood kruis, stoppen voor de weg die leidt naar de molenbunker.
Een goed dozijn gewapende soldaten verlaten de vrachtwagens en zoeken dekking achter onze bunker. De C-47 batterij rechts van Gijzenzele geplaatst, schiet een granaat af die de soldaten treft, komend uit de tweede vrachtwagen. Een tweede granaat ontploft in de nabijheid van één der voertuigen en een derde granaat vlak daarop.
Enkele vijandelijke soldaten vluchten. Het is onmogelijk geweren te gebruiken, de Duitsers zijn meer dan 500 meter van ons verwijderd. De gevechten bij de 9de Cie. nemen in hevigheid af en de commandant van het 3de Bataljon maakt van de toestand gebruik om een tegenaanval in te zetten om de twee verloren bunkers weer in te nemen
Onderluitenant Van Saceghem zal met een groep het linkse gedeelte van het bos omsingelen. Luitenant Lonnoy en onderluitenant Moyson (II/28) zullen samen met een afdeling van de groep DBT (granaat-lanceerders), het centrum van het bos voor hun rekening nemen.
Eerste sergeant Zaumbreckers[1] zal met een gevechtsgroep en 5 man van het peloton “buiten rang” afkomstig van de 9de Cie., met een omtrekkende beweging langs het zuiden het rechtse gedeelte van het bos omsingelen. De C 47 mm zullen juist voor de aanval de plaatsen beschieten waar de vijand gemeld is.
Onze kanonnen C47 openen het vuur op de vijandelijke stellingen. We schrijven 08.00 uur. Onder het klaroengeschal zetten allen zich in beweging. Onderluitenant Van Sacegehem slaagt er reeds onmiddellijk in een Duitser krijsgevangen te nemen (soldaat Schubert van het 25ste Duitse infanterieregiment).
Twee Duitsers worden neergeschoten door eerste sergeant Zaumbreckers; anderen vechten verbeten terwijl ze zich terugtrekken.
De groepen van onderluitenant Moyson bereiken de oostkant van het bos zonder noemenswaardige tegenstand te hebben ondervonden. De vijand heeft 15 doden achtergelaten, doch geen enkele gewonde. De schaapstalbunker is heroverd en de manschappen van het II/28e vestigen zich aan de oostkant van het bos.
De groepen die hebben deelgenomen aan de aanval brengen buitgemaakte voorwerpen mee: 5 machinegeweren voorzien van munitie, enkele geweren, twee revolvers, schouderknopen van het Duitse 25ste infanterieregiment en identiteitspapieren gevonden op dode soldaten. Twee der lichte machinegeweren zullen dienst doen bij de herbewapening van de schaapstalbunker, de drie andere zullen verdeeld worden onder de eenheden die zich reorganiseren.
Om 09.45 uur is het bosje volledig heroverd en ook abri Av 11 (schaapstalbunker) is opnieuw in het bezit van de Belgen. Av 10 (molenbunker) kon niet ingenomen worden. De mannen van het 6de Linie vinden in het bosje op de heuvel 4 Duitse gesneuvelden en enkele gewonden. Een gekwetste Duitser echter ligt achter zijn wapen verder te vuren op de naderende Belgen en men is verplicht de man te doden om aan zijn hardnekkige weerstand een einde te stellen. Twee Duitse machinegeweren worden buitgemaakt door de Belgen. Om 10.30 uur signaleert de waarnemer van het 2de artillerie dat zowel Av 10 als Av 11 heroverd zijn. Doch weerom een half uur later, na een kort voorafgaandelijk bombardement waarbij 2 mensen van het 6de Linie sneuvelen, bestormen de Duitsers opnieuw het bosje en worden de Belgen er nogmaals uit verdreven
Rond 11.30 uur wordt de groep II/28 die zich aan de oostkant van het bos bevindt, zijdelings aangevallen en ziet zich verplicht tot terugtrekking. Ze worden verdreven door aanhoudende salvo’s uit vijandelijke machinegeweren. Met een aanzienlijke versterking neemt de vijand terug het bos in handen. De bevelhebber der 11de Cie. heeft 18 vijandelijke groepen geteld die in rijen achter elkaar het bos zijn binnengetrokken (± 200 manschappen).
Rond 13.15 uur beschiet de vijandelijke artillerie het dorp met telkens drie ononderbroken bombardementen. Vliegtuigen overvliegen onze stellingen, bombarderen en mitrailleren het dorp. Onze 10de Cie. telt 8 doden, 17 gewonden en 3 machinegeweren buiten gebruik. In het centrum van het dorp is de toestand niet beter: 1 dode en 6 gewonden in de totaal vernielde bakkerij. Een granaat valt in de commandopost van de 9de Cie., doodt een telefonist-seiner en verwondt luitenant Vinoelst en adjudant Geurden. Voor mijn commandopost zijn er 2 dode voedselbedelers en 3 gewonden, terwijl een telefonist-seiner uit mijn staf onthoofd werd. Meerdere gewonden werden geteld bij de 12de en 13de Cie. Alle telefonische verbindingen zijn verbroken. Er rest nog het radioverslag.
Dit groots opgezet vijandelijk bombardement geeft meer de indruk een artillerievoorbereiding te zijn in afwachting van de grote aanval. Majoor Desprets laat een artilleriebombardement uitvoeren op het bos, net op het moment dat de vijand wil aanvallen. De Duitsers aarzelen. Enkele groepen verlaten het bos en vorderen richting Gijzenzele. Een handgranaat ontploft voor mijn commandopost. Het 3de Bataljon opent het vuur met al zijn beschikbare middelen, gekwetste Duitsers vallen neer en slepen zich terug naar het bos. Er vallen heel wat doden. De aanval stopt, de vijand sleept zijn gesneuvelden mee en keert terug in het bos. Voor het 2de Bataljon zetten de Duitsers de aanval in vanuit Meerstraat, doch deze wordt snel afgeslagen door het hevige vuur van de verdedigers van de Betsberg en de artillerie. De vijand keert terug naar zijn vertrekstelling.
In de loop van de namiddag wordt de Duitse aanval opnieuw toegespitst op de sector Gijzenzele-Kwatrecht. De Duitse divisie voelt zich gesterkt door de aankomst van Panzer Jäger en van de schwere Artillerie, terwijl ook steun is toegezegd door de Luftwaffe.
Tegenover Gijzenzele staan ook de kanonnen van 2de bataljon van het 67ste artillerieregiment opgesteld. De bomen van het bos tussen Kleistraat en Veldstraat dekken hen tegen observatie van de vijand. Niettemin worden ze toch door een waarnemer van onze 16de infanteriedivisie opgemerkt. De vijandelijke artillerie, aanzienlijk sterker dan op 20 mei, schept nieuwe moed voor de Duitsers.
Om 14.00 uur vindt een nieuwe artilleriebeschieting van de zuidrand en het centrum van Gijzenzele plaats. Er sneuvelen vijf militairen, tien anderen worden gekwetst afgevoerd. De vijand valt terug aan vanuit het oosten op de grens tussen het 5de Linie en het 6de Linie en vanuit het zuiden, wordt echter tegengehouden door het hevige vuur van het 3de Bataljon en druipt terug af naar het bos. De artillerie staakt het vuren.
Het 3de Bataljon herschikt de stellingen en stelt enkele elementen op, naar het noorden gericht. Om 17.00 uur lopen enkele Duitsers terug in de andere richting. Even later meldt kolonel Godeau dat de noorderbuur zijn kwartier verlaten heeft en dat de noordgrens volledig onbewaakt is. De vijand rukt daar stelselmatig op onder dekking van de korenvelden. Enkele Duitse soldaten worden door onze fuseliers neergeschoten. In looppas komen de Duitsers naderbij.
Hij vraagt steun aan de divisie en verkrijgt het Eskadron Wielrijders in versterking. De bevelhebber ervan meldt zich om 19.00 uur op de commandopost en wordt om 20.10 uur opgevangen door luitenant Lonnoy. Het 3de Bataljon neemt haar vroegere opstelling weer aan.
De manschappen van het linkse peloton hebben hun werk, zij vuren als bezetenen. Aan onze linkse zijde op meer dan 400 meter verwijderd, zien we vijandelijke groepen oprukken en even snel verdwijnen in de achtergrond van ons naburig kamp 1/5.
Bij het 5de Linie beginnen zich op dat ogenblik symptomen van vermoeidheid te tonen. Groepjes infanteristen trekken achteruit, bezwijkend voor de zware beschieting. Tezelfdertijd komt de Duitse infanterie aanzetten: infanterieregiment 234 slaagt er in nogmaals tot Kwatrecht door te dringen. Om 16.40 uur ontvangt men op het hoofdkwartier van de 2de infanterie divisie een alarmerend bericht van het 5de Linie : het II/5 is uit zijn commandopost geworpen en ligt thans op de spoorwegberm tussen de schuilplaatsen B 43 en D 19.
Vijf minuten later loopt een boodschap binnen van het 6de Linie: bij het IIde bataljon op de Betsberg is alles oké doch het 3de Bataljon van het 6de Linieregiment te Gijzenzele is gedemoraliseerd; men verwacht er zich ieder ogenblik aan een aanval en vraagt artillerievuur, vooral bij het bos in halvemaanvorm waar de situatie het meest hachelijk is.
Om 18.00 uur hernemen de Duitsers de aanval op Gijzenzele. Het 3de Bataljon ontvangt twee T.13-tanks in steun van de Compagnie Antitank van de 2de Infanteriedivisie. De ene wordt opgesteld bij het peloton van luitenant De Neve, de andere bij het peloton van luitenant Van Damme.
De T.13 rechts heeft het hard te verduren, want de C.47 laat het afweten. Meerdere vijandelijke groepen trachten op te rukken, doch worden steeds teruggeslagen. Toch kunnen enkelen onder hen tot aan onze eerste linies doordringen. Sluipschutters posteren zich in bomen, ze zijn bijna niet op te sporen. De eerste 2 groepen van het peloton De Neve moeten onder een voortdurende beschieting terrein afstaan. Twee vooruit geschoven groepen van het peloton Van Bril onder leiding van onderluitenant Van Saceghem, slagen erin het verloren terrein terug te bezetten zonder noemenswaardige reactie van de Duitsers.
Op het kruispunt van de baan Gontrode-Gijzenzele op 400 meter ten oosten van de spoorweg (Potaardewijk) treft kolonel Godeau onderluitenant De Neve en zijn manschappen aan. Hij geeft hen zo’n hevige uitbrander dat de soldaten hem wenend smeken hen hun fout te vergeven. Hij neemt onderluitenant De Neve zijn kentekens af, en roept hem terug te keren naar zijn stelling om er zijn sterren terug te winnen. In looppas verdwijnen ze terug naar Gijzenzele.
De vijand heeft zich weer teruggetrokken in het bos en het hevige strijdgewoel van de namiddag maakt plots plaats voor een relatieve stilte ’s avonds. De stelling is ongeschonden, maar er zijn talrijke verliezen. Toch is het moreel goed. De Duitsers blijken toch niet zo onoverwinnelijk te zijn en dat schept terug vertrouwen.
Rond 19.00 uur bereikt het wielrijders-eskadron van de 2de infanteriedivisie het dorp. Een peloton zal worden geplaatst tussen het 28ste en dat van Van Saceghem, het andere peloton zal mijn linkerzijde versterken. Luitenant Lonnoy die naar de hulppost was gestuurd, brengt een peloton terug van het 1/5e (onderluitenant Denies). Majoor Desprets geeft deze officier opdracht zijn verlaten stelling terug in te nemen. Gedurende de nacht probeert de vijand nog enkele doorbraakpogingen onder gebruik van mitrailleurs en machinegeweren, enig artilleriegeschut en veel meerkleurige vuurpijlen.
Vandaag heeft het 3de Bataljon 29 manschappen verloren, 85 anderen zijn gekwetst. De 10de Compagnie wordt om middernacht versterkt met een peloton mitrailleurs van de 13de Compagnie.
_________________________________________________________________________
[1] Eerste sergeant Zaumbreckers ging na de capitulatie over naar het verzet. Hij werd op 28 april 1942 aangehouden. Op 10 juli 1943 werd hij hiervoor gefusilleerd en begraven op het Nationaal Schietplein te Brussel. Na de oorlog werd hij bijgezet in het erepark “Schoonselhof” te Antwerpen
De ochtend breekt aan.
Kwatrecht is in handen van de Duitsers en praktisch alle schuilplaatsen worden door hun infanterie bezet. Alleen de abri A 40 (juist naast de spoorlijn, in de voortuin van de Landbouwschool) wordt nog verdedigd door de Belgen. De toestand is vooral kritiek bij het 1/5 dat de sector tussen de Landbouwschool en Gijzenzele-Dorp moest houden. De vijand is er in geslaagd een wig te drijven tussen het I/5 en het III/6 zodat de verdedigers van Gijzenzele met omsingeling worden bedreigd. In de late namiddag worden daarheen ijlings versterkingen gezonden: het Escadron Cyclisten/ 2de infanterie divisie en het verkenningspeloton van het 5de Linie.
Beslissingen op hoger vlak
Terwijl in het T.P.G. zelf zo hevig tegenstand was geboden dat de Duitsers slechts plaatselijk enige terreinwinst hadden kunnen boeken en er niet in geslaagd waren de doorbraak naar de stad Gent te forceren, werden ver achter het front beslissingen getroffen die een bepalende invloed zouden hebben op het verder verloop van de strijd in onze regio.
Op 21 mei, tijdens de bijeenkomsten van de Geallieerde legeraanvoerders te leper viel de beslissing: het Belgisch Leger zou zich terugtrekken achter de Leie. De versterkte linie ten zuiden van Gent verloor bijgevolg haar belang en moest worden prijsgegeven.
Geleden verliezen gedurende deze harde dag van 21 mei
Hoofdkwartier III/6e 1 dode 2 gewonden
9de compagnie 12 doden 40 gewonden
10de compagnie 8 doden 17 gewonden
11de compagnie geen doden 1 gewonde
12de compagnie 3 doden 6 gewonden
13de compagnie 2 doden 12 gewonden
Peloton II/28 3 doden 6 gewonden
Hetzij een totaal van 29 doden 84 gewonden
De Duitse division plant het begin van de aanval om 07.00 uur, met het zwaartepunt bij infanterieregiment 192. Het zwaartepunt van de Duitse aanvallen wordt dus nogmaals verlegd: de hoofdstoot zal niet meer worden gegeven te Kwatrecht, noch te Gijzenzele, doch tussen de Betsberg en de spoorweghalte Moortsele, Via Moortsele – Landskouter – Lemberge zal men dan Merelbeke trachten in te nemen.
In de vroege ochtend komt een compagnie wielrijders van het 3de Bataljon van de Ardense Jagers voorbij onze stellingen te Gijzenzele en neemt stelling aan de noordrand van het dorp. Rond 06.00 uur gelast majoor Desprets het peloton Papejans de Morckhove van de wielrijders der 2de infanteriedivisie met de opdracht het gisteren verloren terrein terug te bezetten.
Na een krachtige inzet van onze artillerie trekken de wielrijders van de 2de infanteriedivisie onder leiding van luitenant Papejans, vergezeld door een groep vrijwilligers, ten aanval. De vijand biedt geen weerstand. In het bos vinden we vele dode Duitse soldaten. Geen enkele gewonde. Die zouden vervoerd zijn met vrachtwagens, althans volgens commandant Dubois. Om 15.00 uur brengt Luitenant Papejans schouderplaten afkomstig van het Duitse 152ste infanterieregiment, wapens (F.M.), papieren, helmen, enz. mee en maakt ze over aan Majoor Desprets.
Het is kalm op de stelling. Sporadisch vallen enkele schoten van automatische wapens. Men maakt gebruik van deze adempauze om de stellingen te herstellen en te verbeteren.
Gedurende de dag beschieten enkele vijandelijke groepen – die zich ophouden nabij het bos – onze stellingen met tussenpozen.
Om 18.00 uur voert de regimentscommandant een ronde uit langs de eerste lijn, kolonel Godeau laat de commandopost 3de Bataljon, die te veel blootgesteld wordt aan de vijand, verhuizen naar een meer beschutte plaats. Ook worden de bataljons bevoorraad: het 3de Bataljon ontvangt naast voedsel en munitie, vier nieuwe FM’s
Vanaf 18.30 uur flakkert te Gijzenzele het geweervuur op en komt een groot aantal granaten neer op het dorp. Weldra staan enkele woningen in lichterlaaie. De verdedigers van het “centre anti-char Gijzenzele” worden zenuwachtig en beginnen te vuren met alle wapens. Na het invallen van de duisternis kunnen de chefs hun mannen kalmeren en de wilde schietpartij houdt weldra op. Nu en dan klinkt nog een enkel geweerschot van Duitse zijde of wordt de nachtelijke stilte verbroken door een ontploffende granaat.
In de sector van de Belgische 2de infanteriedivisie signaleert het 1ste bataljon/5de Linie pas rond 08.30 uur troepenbewegingen aan Duitse zijde en wordt hulp gevraagd aan de artillerie om twee machinegeweren te verdrijven, opgesteld bij de maalderij De Pauw langs de Oosterzelesteenweg. Tussen de Landbouwschool en Gijzenzele ziet men ook vijandelijke groepjes die zich verplaatsen. In Gijzenzele-Dorp staan de verdedigers van het “centre anti-char” gereed: een bataljon van het 6de Linie, versterkt door het Eskadron Cyclisten/2de infanterie divisie. Het 1ste peloton van dit Eskadron Cyclisten zit in de huizen op de zuidoostelijke rand van het dorp; in de achtergevels welke naar het front gericht zijn, werden schietgaten gemaakt en men is ook begonnen met het graven van verbindingsloopgraven tussen de verschillende tuintjes der woningen. Pelotons 2 en 3 heeft men gebruikt om de rondom-verdediging van het dorp aan te vullen terwijl het Peloton Mi, onder bevel van adjudant De Boodt, zich aangesloten heeft bij de Cie Mi/6de Linie ten westen van de huizenkern. Drie T.13’s staan op de toegangswegen tot het dorp.
Dichter naar de Betsberg toe trachten de Duitsers hun vermisten te zoeken op het gevechtsterrein van de vorige dag. Geen gemakkelijke opdracht omwille van de hoogopgeschoten korenvelden, waarin mogelijk gekwetsten of gesneuvelden zijn achtergebleven. Daarenboven bestrijkt het hevig Belgisch vuur het hele gebied waarin de Duitsers koortsachtig zoeken.
Verder verloop van de dag :
Aan beide zijden van het front wordt op hogere echelons ijverig gewerkt aan de voorbereiding van de thans voor de boeg staande operatie: voor de Belgen de terugtocht naar de Leie – voor de Duitsers: de beslissende aanval richting Gent. Op lokaal vlak worden nog kleine operaties uitgevoerd.
Rond die tijd, hier wat vroeger, daar wat later, ontvangen de Belgische gevechtseenheden het bevel van de op handen zijnde grote terugtocht. Nogmaals zullen onze soldaten een stelling moeten ontruimen waarvan ze ondervonden dat ze verdedigbaar was; op sommige plaatsen heeft die stelling zelfs helemaal geen gevechtscontact gehad. Bij de officieren is de stemming niet opgewekt: hoe dit manoeuvre uitleggen aan de manschappen zonder al te veel ontmoediging te scheppen ? Het ontruimingsbevel was reeds vroeg in de namiddag aangekomen op het hoofdkwartier van het VIde Legerkorps.
Het vlot uitvoeren van de operatie was een moeilijke opdracht gezien het wegennet – westelijke richting Schelde – niet geschikt is om massale troepenverplaatsingen op korte tijd op te vangen en ook omwille van het gering aantal bruggen over de Schelde bezuiden Gent.
Rond 20.00 uur krijgt majoor Desprets het bevel tot terugtrekking naar Nevele (Leie). We vertrekken rond 23.00 uur. Eén peloton per compagnie blijft op de achterhoede onder leiding van commandant Dubois met versterking van 2 T.13’s.
Het 2de eskadron Cyclisten (2de infanterie divisie) moet de aftocht dekken te Gijzenzele vanaf 01.00 uur in de morgen. Het verslag van de eenheidscommandant geeft goed de atmosfeer weer en de omstandigheden waarin de terugtocht verloopt: twintig minuten na middernacht ligt Gijzenzele onder intens artillerievuur.
Op het rechteruiteinde van het dorp staat een woning in brand; de vlammen slaan over op andere huizen en de straat waarin zich de commandopost bevindt wordt spookachtig verlicht door de vlammengloed. Op bevel van commandant Van Bever begeven het 2de en 3de Peloton zich om 01.00 uur op weg vanaf hun stellingen op de rand van het dorp. Luitenant Papejans verlaat met zijn 1ste Peloton als laatste het dorp onder dekking van de T.13’s. Het 2de en 3de peloton en het peloton Mi (zware mittrailleur) verzamelen ondertussen bij de fietsenstelplaats op de wijk Mellehoekske. Ongeveer 400 m buiten Gijzenzele ligt een gevechtsgroep over de weg, onder bevel van wachtmeester Vermeulen. Eens iedereen verzameld, rijden de Cyclisten via de Potaardewijk naar Landskouter waar ze om 01.45 uur aan de spoorweg aankomen. Voorzichtigheidshalve worden een paar F.M.’s opgesteld aan de overweg; de rest van de mannen gaat op de harde ballast liggen. De jongens zijn zo moe dat ze direct in slaap vallen. Het moreel is nochtans uitstekend.
Rond 02.10 uur komt Papejans ook aan: de “décrochage” is perfect verlopen en Gijzenzele was stil op de het ogenblik van hun vertrek! Tien minuten later begeeft het Eskadron Cyclisten zich verder op weg via Lemberge-Bottelare-Schelderode, om er bij het krieken van de dag over de pontonbrug te rijden.
De Belgen zijn er in geslaagd de Duitsers op een dwaalspoor te brengen door een geheimgehouden aftocht, in perfecte stilte verlopend voor het gros der troepen, terwijl enkele kleine detachementen de valse indruk geven dat het front nog verder bemand wordt.
Hadden de Duitsers dan geen aandacht geschonken aan de zwaar dreunende vernielingen achter de Belgische lijnen ? Of was de betekenis van die ontploffingen hun helemaal ontgaan? Feit is dat het morgenrapport van de 56ste infanteriedivisie, om 04.30 uur Belgische tijd naar het IXe Armeekorps verzonden, allesbehalve de schijn geeft dat de Duitsers iets op het spoor waren gekomen. De tekst zegt woordelijk :
« Nacht im allgemeinen ruhig verlaufen. Von 4.00-5.00 Uhr vollkommene Feuerpause. Bereitstellung durchgefuhrt. A.A. 25 durch Teile der 216. I.D. abgelost. Angriffsbeginn 8.00 Uhr. Div.Gef.Stand ab 7.00 Uhr : Punkt 58, nordostwarts Hautem. »
De aanval gaat helemaal verlopen zoals gepland vorige dag! Snel verplaatst de Duitse Staf zich van Oordegem naar de heuvel tussen Sint-Lievens-Houtem en Letterhoutem om vandaar uit de doorbraak te volgen. Oberst Wolff van zijn kant gaat in de vroege morgen de compagniecommandanten opzoeken die straks in de voorste gelederen zullen oprukken. Daarbij valt het hem wel op dat de vijand zich erg stil houdt nadat hij tijdens de nacht nog levendig heeft gevuurd.
Om 05.30 uur telefoon vanwege General Geyer : bij de 30ste Infanteriedivison heeft men ontdekt dat de voor haar liggende Belgische lijnen ontruimd zijn! Als de bliksem slaat dit bericht in op het hoofdkwartier van de 56ste infanteriedivisie: wat is er gaande in de vijandelijke stellingen ? Waar zijn de berichten van de eigen verkenners en wat nu gedaan met de geplande aanval ?
Verkenningspatrouilles worden uitgezonden door infanterieregiment 192: ze ontdekken dat niet alleen de Belgische schutterskuilen, doch ook de bunkers leeg zijn! Om 06.35 uur loopt dit bericht binnen op het hoofdkwartier van de divisie. Men slaagt er nog net in de artillerie te verwittigen die de infanterie rechtstreekse steun moest verlenen; de artillerieafdelingen die ver in het hinterland moeten vuren kan men echter niet meer verwittigen. Vermits dit echter geen gevaar kan opleveren tijdens de aanval door de eerste Belgische linies heen, mag de divisie om 06.46 uur het bevel tot verder oprukken doorgeven: per radio vertrekken de bevelen !
Daar infanterieregiment 192 gemakkelijk naar het noordwesten doorstoot, krijgt infanterie-regiment 171 opdracht over Vurste naar de brug van Eke op te rukken. Zoekcommando’s voor het begraven der gevallenen van 21 en 22 mei blijven achter; de rest van het regiment verzamelt te Landskouter en marcheert in gesloten gelederen naar Vurste. De smalle kasseiwegen kennen drukke dagen. Infanterieregiment 234 zet eveneens de opmars verder om 07.00 uur. Geen vijand meer! Tot Gontrode wordt opgerukt met omzichtigheid; eens daar, wordt over Lindenhoek-Melsdries-Ledeberg de weg naar Gent ingeslagen. M.G. Bataillon 6 bereikt zonder enige tegenstand Gavere waar de Scheldebrug is vernield. Kleine stoottroepen varen naar de overkant en bouwen een bruggenhoofdje uit. Intussen waren bevelen gegeven voor de inname van de stad Gent.
Wrakgoed…..
Dat waren op de eerste plaats de eenvoudige houten kruisjes die, alleen of in groepjes, her en der verspreid stonden waar gestorven werd, hetzij “voor het Vaderland”, “pour la Patrie” of “für Gross-Deutschland”. Voor de meeste van die doden heet het dat zij als soldaat hun plicht hebben gedaan, maar voor de familieleden van om het even welke gesneuvelde bleef het resultaat hetzelfde: droefheid om het verlies van een mens. Van al deze kruisen kan men dan ook zeggen dat ze een waarschuwing zijn, Een aanmoediging om ook in de toekomst de vrede te betrachten. Meestal herinnerde een doorschoten helm aan de man die daar rustte onder het grafheuveltje, al dan niet versierd met een paar verwelkte bloemen, er door de kameraden als een laatste, stomme blijk van vriendschap achtergelaten. Het aantal Duitse graven was verrassend groot. De gevluchte burgerbevolking kwam weldra terug. Voor sommige inwoners betekende het een schok wanneer ze hun gehavend bezit terugvonden. De commentaar bleek vaak bijzonder bitter, vooral wanneer duidelijk werd dat de zinloze baldadigheden of plunderingen door landgenoten waren gepleegd. Zij die gespaard gebleven waren in hun bezittingen, gingen nieuwsgierig kijken hoe het er in de gevechtszone uitzag en men beleefde een korte periode van “battle-field toerisme”. Vooral de sector Kwatrecht-Gijzenzele was indrukwekkend. Langs de steenweg naar Oosterzele smeulde nog het puin van de maalderij De Pauw; tussen de halfverkoolde graankorrels lagen heel wat leeggesmolten mitrailleurskogels.
Rond de geblakerde resten van de maalderij langs de smalle steenweg naar Gijzenzele hing een scherpe brandlucht. Een paar honderd meter verder, links van de straat en langs een rij wilgentronken aan een weide, lag een hele rij Duitse graven. Het was duidelijk dat de gesneuvelden pas werden begraven nadat ze van hun persoonlijke uitrusting werden ontdaan. Allerlei rommel slingerde er nog in het stof: een stuk verbogen bajonet, een gescheurde lederen riem, resten van een gasmasker of een sliert vuil verbandgaas. Strandgoed van de oorlog. Nog dichter bij Gijzenzele blonk een stapeltje Belgische munitie langs de wegrand : slanke C 47 projectielen. In het dorp, achter de ijzeren deur van een transformatorhuisje lag een massa afgeschoten geweerpatronen: daar had ongetwijfeld een scherpschutter verscholen gezeten om zijn dodelijk werk te verrichten.
En overal kon men de schutterskuilen zien: meer gecompliceerde en grote voor granaatwerpers of mitrailleurs, of van die zeer kleine compacte kuiltjes zo typisch voor de Duitse infanterist, meestal slechts een klein zitje uitgegraven naast een knotwilg waar het terrein een klein dijkje van een niveauverschil vertoont.
Doch het leven hervatte weldra zijn gewone gang. De oogsttijd leverde nog een laatste reeks herinneringen aan voorbije dagen : wanneer het rijp koren werd gepikt kwam links en rechts een stukje loopgraf of een schutterskuiltje tevoorschijn waarin een man eenzaam en ongemerkt was gestorven.
Nog later werden de gesneuvelden bijeengebracht. De Belgen kwamen op de dorpskerkhoven van de streek terecht of werden naar hun woonplaats overgebracht. De Duitsers legden een “ Ehrenfriedhof “ aan in de voortuin van de Provinciale Landbouwschool te Wetteren Kwatrecht; uit de onmiddellijke omgeving werden er in totaal 128 gesneuvelden gegroepeerd, later aangevuld met een aantal Duitsers. gesneuveld of gestorven in het arrondissement Sint-Niklaas/Dendermonde. In 1948 zouden ze definitief overgebracht worden naar het groot militair kerkhof te Lommel en verdween het grafveld aan de Landbouwschool
Alleen de bunkers van het T.P.G. hebben stand gehouden tot op de dag van heden. De geur van vochtig stro, wapens, olie en ledertuig is er sinds lang uit verdwenen en ze zien er ook wat vervallen uit: de stalen deuren en pantserkoepels werden tijdens de bezetting door Duitse arbeiders als schroot weggehaald en deuropeningen en schietgaten werden dichtgemetseld, alsof de bezetters bevreesd waren dat uit die bunkers nog het vuur zou worden geopend. Een zeldzame abri zal nog een rol spelen voor het Verzet, tot het verbergen van wapens gedropt door Geallieerde vliegtuigen in 1944. Doch dan is alles voorbij.
Na de oorlog opende menig landbouwer de bunker op zijn terrein om er een bergplaats voor aardappelen van te maken; de valse muren van de camouflage werden samen met het pannendak weggehaald om ergens anders als bouwmateriaal te dienen zodat alleen een betonblok overbleef. De schuilplaatsen werden gedemilitariseerd en te koop gesteld door de Domeinen. Een paar van de abri’s vielen onder de drilboor bij verbreding van de weg. Toch blijft het merendeel van die bunkers er nu nog staan, als stille getuigen van de strijd van mei ’40 om het Bruggenhoofd Gent…
De militaire en koloniale loopbaan van Charles Desprets
(2de Bn 6de Linie Regt te GIJZENZELE 19-23 Mei 1940) Charles Desprets (° 1891) wordt als beroepsvrijwilliger aangeworven aan de School van het Regiment Genie te Antwerpen op 17 februari 1908 en wordt op 11 januari 1909 korporaal benoemd.
Op 11 juni 1910 gaat hij over naar de Compagnie van Torpedisten en Vuurwerkmakers van de Genie in Kallo, waar hij op 10 oktober tot sergeant benoemd wordt en op 15 februari 1912 tot sergeant-bevoorrader. Maar op 2 oktober 1912 wordt hij (op zijn aanvraag) terug sergeant.
Op 17 februari 1913 gaat hij als klerk over naar de maatschappij der buurtspoorweg Mechelen-Terneuzen en keert op 12 januari 1914 terug naar Kallo bij de Vuurwerkmakers. Op 4 juli 1914 krijgt hij het bevel van een mijnenlegger.
Op 5 augustus 1914 (bij het uitbreken van de 1ste WO) wordt hij als vuurwerkmaker aan de Compagnie Pionier-bruggenleggers van de 1ste Cavaleriedivisie te Visé aangehecht. Van 19 tot 23 september verlaat hij (de versterkete stelling) Antwerpen om een vernielingsopdracht in Hasselt (?) uit te voeren. Op 9 oktober vervoegt hij de Geniecompagnie en wordt belast de “Gleisnau” in de vaargeul van de Schelde tegenover het Fort Sint-Marie (Kallo) te laten springen. Op 16 oktober is hij verplicht in De Klinge om Nederland te vervoegne en wordt er geinterneerd, maar slaagt er op 18 oktober in om te ontsnappen en Calais te vervoegen via Londen. Hij vervoegt (op zijn aanvraag) op 23 oktober het front en wordt aan de PPC/IDC (Poste Commandement 1 Division Cavalerie) in Koksijde gehecht.
Op 15 februari 1915 wordt Charles Desprets in het Dagelijks Order van de (1ste) Cavaleriedivisie geciteerd: “Voor de uitzondelijke moed die hij getoond heeft op 30 januari 1915 te Noordschote als vrfijwilliger om de herstellingen aan de loopbrug uit te voeren, opdracht tijdens welke één van zijn kameraden omkwam op 27 januari 1915 en een andere zwaar gekwetst werd op 29 januari 1915.”
Op 14 april 1915 wordt hij aangeduid om de opleiding CISLA te Gaillon (?) te gaan volgen. Op 6 juni wordt hij tot adjudant kandidaat onderluitenant benoemd en vervoet het 7de Linieregiment (2de Bn 4de Cie of 2de Cie 4de Bn). Hij neemt deel aan de gevechten te Diksmuide in de sector “La Joconde”. (zie : http://www.greatwardifferent.com/Great_War/Belgian_Prints/Jaconde_01.htm )
Op 26 juni 1915 wordt hij in het Dagelijks Order van de 2de Cavaleriedivisie geciteerd: “Heeft als bevelhebber van een offesieve patrouille op Woumen, een mooi voorbeeld getoont van misprijzen van het gevaar door de Duitse schildwacht aan te vallen en te doden met zijn dolk die zijn chef trachtte te verwittigen van de nadering van de patrouille. Dank zij deze moedige actie is de opdracht toegekend aan adjudant Desprets met succes bekroond.”
In september 1915 gaat hij over naar het Ministerie van Koloniën in de hoedanigheid van Militair Agent van de Force Publique. Op 6 oktober komt hij aan in Boma en wordt voor de Oostelijke troepen aangeduid met wie hij tot einde 1917 aan de veldtocht deelneemt. Op 2 oktober 1919 keert hij na 4 jaar terug met verlof, met drie citaten op de Dagelijkse orders, Oorlogskrijs met drie palmen en acht frontstrepen.
Van januari tot augustus 1920 is hij Luitenant bij het 7de Linieregiment. In juni wordt hij aangeduid om de Russische gevangenen naar Reval (nu Tallin) te rapatriëren. Deze worden overgemaakt aan aan de Russiche autoriteiten en uitgewisseld met Belgen die in Rusland gebleven waren. (zie: http://www.avae-vvba.be/PDF/AVAE_archives_entreprises_et_russie.pdf )
Van oktober 1920 tot augustus 1923 vervoegt hij voor een tweede term Congo en wordt er compagniecommandant in het 1ste Bataljon te Elisabethville, vervolgens bij het 2de Bataljon te Niemba (in Katanga) en het Instructiecentrum te Kamukisi (Malemba Nkulu) en Kongolo (in Katanga). Van avril 1924 tot oktober 1927 beveelt hij (derde term) de Geniecompagnie te N’Gule (Luena), de Groepering Technische Eenheden te N’Gule en de Territoriale Compagnie van Kabinda (in Kasai). Van februari 1928 tot juli 1931 (vierde term) beveelt hij de Territoriale Compagnie van Sandoa en van Malonga en de Instructiecompagnie van Kongolo (in Katanga).
Van april 1932 tot juli 1934 vervult hij een vijfde term in de kolonie. Op 18 mei 1932 komt hij aan in Boma en krijgt het bevel over de territoriale troepen van de Kasia te Luébo, waar hij op 1 juni aankomt en op 21 juli 1933 kapitein-commandant bij de Belgische troepen in Congo benoemd. Op 21 maart 1934 wordt hij bevelhebber van het 2de Bataljon in Luluabourg (in Kananga) en militair raadgever van de gouverneur van de provincie Lusambo (Kasai). Op 29 juni neemt hij verlof, wordt op zijn verzoek met koloniaal pensioen gesteld op 30 juni en keert terug naar België via Boma. Op 1 september 1934 neemt Charles Desprets het bevel van de 2de Compagnie van het 6de Linieregiment in Antwerpen.
Op 2 februari 1938 wordt Commmandant Desprets aangeduid om de cursus majoor aan de Krijgsschool te Brussel te volgen. Hij slaagt in het examen op 6 juni en vervoegt terug het 6de Linieregiment. Op 27 september (ultimatum van Hitler aan Tsjecho-Slowakije) wordt het regiment gemobiliseerd en op “Versterkte Vredesvoet”(PPR – Pied de Paix Renforcé) geplaatst en neemt Charles het bevel over het 1ste Bataljon over. Op 2 oktober wordt er gedemobiliseerd.
Deprets wordt majoor benoemd de 26ste maart 1939 en wordt aangeduid om het RekruteringsBureel (BR) van Aalst te leiden en wordt er tevens Plaatscommandant. Op 25 augustus is het terug mobilisatie fase A en wordt majoor Deprets terug commandant van het 1ste Bataljon. Hij blijft aan het hoofd van het 1ste Bataljon en vertrekt met zijn eenheid naar Visé (zoals in 1914) bij de oorlogsverklaring op 10 mei 1940 (deel van de Groepring Gits). Op 11 mei krijgt zijn eenheid het bevel terug te plooien op Fumal maar wordt omsingeld. Op 12 mei tracht de eenheid uit de omcirkeling te breken langs Luik, Namen, Charleroi. Het bataljon telt heel wat verliezen maar komt op 14 mei ana in Weerde. Op 15 mei vervoegt Desprets het 6de Linieregiment en neemt het bevel over van het het 3de Bataljon te Keerbergen (KW-lijn). Op 16 mei verlaat de eenheid Keerbergen en marcheert naar Gijzenzele via Nieuwenrode en Wespelaar.
Van 19 tot 22 mei 1940 volgen harde gevechten in Gijzenzele met heel wat verliezen als gevolg (24 gesneuvelden en 61 gekwetsten). Het 3de Bataljon heeft zich uitstekend gedragen. OP 24 mei wordt Majoor Desprets op het Dagelijks Ordre van het Regiment geciteerd: “Is door zijn moedige en standvastige houding bij de contact name met de vijand op het Bruggehoofd Gent (TPG) en door zijn misprijzen van het gevaar, de ziel geweest van de weerstand door zijn bataljon tijdens een heel hevig bombardement en tijdens een zware infanterieaanval tijdens welke zware verliezen (aan de vijand) werden toegebracht. Op 28 mei captituleert de eenheid.
Op 30 mei wordt Majoor Desprets in de Dagelijkse Orders van de 2de Infanteriedivisie geciteerd: “Heeft tijdens het contact met de vijand aan het Bruggehoofd Gent op 20 en 21 mei 1940, te Gijzenzele met zijn bataljon een definitieve veldslag geleverd tijdens welke hij een bijzonder hevig bombardement en infanterieaanval heeft ondergaan. Gevecht waarbij zijn bataljon ongeveer 20 gesneuvelden en een vijftigtal gekwetsten telde, die hij door de wijze waarop hij zijn manschappen in de hand hield, zijn kalmte en zijn moedige houding, volledig in zijn voordeel heeft beslecht. In het bijzonder, heeft een mooi voorbeeld van misprijzen van het gevaar gesteld door zijn commandopost gedurende de gevechten in eerste lijn te houden zelfs nadat hij op een bepaald ogenblik volledig omsingeld was door de vijand.”
Op 12 juni 1940 scheept Charles in Kalmthout in en vertrekt in krijgsgevangenschap naar Duitsland. Op 13 juni komt hij aan in Dortmund, en gevangen gehouden in Oflag IX B te Weilburg-am-Lahn vanaf 18 juni. Op 19 oktober verhuist hij naar Oflag III B te Tibor (Cibórz) in Polen en op 4 maart 1941 naar Oflag II A te Prenzlau. Op 25 april 1945 wordt Prenzlau ontruimd en bereikt Warren (Warrenzin ?) langs de weg. Op 29 april om 0300 uur wordt hij door de Russen bevrijd in Friedrichsfelde (Berlijn ?) en keert terug naar Prenzlau op 2 mei. Op 7 mei hoort hij dat de oorlog beëindigd is in Europa en keert op 9 juni terug uit gevangenschap en wordt drie maanden met verlof gestuurd. Op 25 augustus wordt hij ongeschikt voor de dienst verklaard (door astma en myocarditis).
Op 25 oktober wordt hij verslaggever bij de Beroepscommissie voor invaliditeitspensioenen (CAPR) te Brussel. Op 1 april 1946 wordt hij met pensioen gezonden als gevolg van de beslissing de pensioenleeftijd te verlagen, gaat over naar de reserve en blijft werken bij de CAPR.
Op 1 december 1946 wordt hij ere-luitenant-kolonel benoemd en beëindigt zijn dienst bij de Belgische troepen in Congo. Van 15 januari 1947 tot 15 november 1948 werkt Charles voor de NV Helman Ceramiques (zie : https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoed/node/dibe_relict.28639/teksten/teksten/tonen )
Op 16 november wordt hij directeur van het Fonds Bien-être Indigène (Welzijnsfonds voor autochtonen) en vertrekt per vliegtuig op 8 januari 1949 voor een zesde term naar Congo. Hij komt aan in Leopoldville (Kinshasa) en wordt op post geplaatst in Bofale. Vanaf april is hij regionaal directeur van de Kasai. Op 12 februari 1952 keert hij terug naar België en is met velof tot op 1 mei 1952, wanneer hij ontslagen wordt bij de “Fonds Bien-être Indigène” en met pensioen gezonden. Charles Desprets overlijdt op 11 februari 1973.
Vertaling: Manu Cammaert (waarvoor onze oprechte dank).