De klok

De klok in Gijzenzele

De klokken roepen de gelovigen op tot de eredienst, de mis, de vespers op zon- en feestdagen en het lof op sommige dagen. Bij het overlijden van een parochiaan deelde de klok de gebeurtenis mede aan de gemeenschap op een bijzondere manier (de bee luiden) en bij het horen van dat geluid wisten de parochianen onmiddellijk dat iemand overleden was. Men noemde die wijze van luiden “overdoodluiden”.

 

Vóór de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw waren al de kerken van het Land van Aalst in het bezit van ten minste twee klokken, verscheidene zelfs van drie en vier. Al deze klokken werden bij verordening van de geuzengezinde fractie te Gent in december 1576 opgeëist, samen met de gouden, zilveren en koperen voorwerpen van de eredienst.

 

Sommige parochies beschikten reeds vóór het einde van de 16de eeuw opnieuw over een klok of klokje.Wanneer de kerk van Gijzenzele opnieuw in bezit kwam van een klok is niet bekend.

 

Doch in 1649 lezen we in de kerkrekening van dit jaar dat de toen bestaande klok naar Gent werd vervoerd en aan Paul Van Bever een som betaalt van 12 schellingen.

De klok 1649

De geschiedenis van de Klok

n 1683 werd een nieuwe klok in de toren gehangen.

 

Door de Franse regering werden de klokken in de 9 departementen van België opgeëist. De franse opeisingswet van 23.7.1793 werd door de prefect van het Scheldedepartement op 3 vendémiaire jaar VII (24.9.1798) in zijn departement uitgevaardigd. Oorspronkelijk was de firma Wauters de Lannoy et Cie, bevoorrader van het leger, aangewezen voor de verwerking van de klokken. Op 6 nivose jaar VII (26.12.1798) was deze firma oververzadigd en daarom werd door Parijs aan de prefect medegedeeld dat de nog op te halen klokken verkocht waren aan de Citoyens Coste-Caylus-Gevandan et Cie, eigenaars van de gieterijen Le Creuzot.

 

Het was de regering te Parijs ter kennis gekomen dat de uitvoering van de opeising van de klokken overal werd tegengewerkt en met minachting werd bejegend en dat in vele gemeenten de klokken door de bevolking zelf werden afgenomen en bij de burgers verborgen. Daarom werden op 26 floréal jaar VII (15.5.1799) nieuwe onderrichtingen gegeven voor de wegvoering der klokken. Zij moesten voortaan in grote stukken worden kapotgeslagen en niet in kleine stukken want kleine stukken werden veel te gemakkelijk en in grote hoeveelheden gestolen en ook ongeschonden klokken werden hier en daar bij het transport gestolen. Op 17 frimaire jaar VIII (8.12.1799) werd door de voorzitter, P.F. De Saegher, en de secretaris, J.B. Gijselinck, van het kanton-bestuur aan de administratie van

het Scheldedepartement te Gent medegedeeld dat alle klokken van het kanton Oosterzele uit de kerken waren weggenomen en naar het aangewezen depot in Gent gevoerd. Enkel de klokken van Balegem, Gentbrugge, Landskouter, Oosterzele en Scheldewindeke waren aan stukken geslagen. De andere waren in hun geheel naar het depot van het departement overgebracht. Dat wijst er op dat de meeste klokken van het kanton Oosterzele reeds vóór de nieuwe onderrichtingen van 26 floreal jaar VII (15.5.1799) waren weggenomen.

Op 18 september 1854 werd een nieuwe klok in de toren van de kerk gehangen.

 

  Tekst van de klok (kerkarchief Gijzenzele)

  Op 26.7.1941 gaf de Duitse bezettende overheid bevel tot een algemene telling van de klokken in de kerken en kapellen. Tegen 30 juli moest worden medegedeeld of de klokken in brons, staal of aluminium waren, alsook hun gewicht en voor zover mogelijk hun ouderdom. Een dergelijke telling was ook in 1918 bevolen. Op 30.10.1941 werd, op bevel van de Duitse opperste legerleiding, aan kardinaal Van Roey medegedeeld dat beslag werd gelegd op de klokken van het Rijksgebied en in al de bezette gebieden. Van deze inbeslagname zouden worden ontslagen:

 

1. de klokken van de beiaarden,

2. één klok per parochie,

3. de klokken met artistieke of historische waarde.

 

Reeds op 1 november werd een verordening betreffende de inbeslagname van bronzen klokken in België opgesteld, doch werd door het hoofdkwartier van de Führer voorlopig uitgesteld.

Een jaar later, op 19.12.1942, werd door de Duitse bezetting bevel gegeven aangifte te doen van alle metalen voorwerpen in België (Verordnungsblatt van 24.12.1942). Op 12.2.1943 werd aan kardinaal Va

 

De opgeëiste klokken werden in 4 categorieën ingedeeld:n Roey medegedeeld dat, op basis van deze verordening, alle klokken werden opgeëist. Ervan overtuigd dat zijn herhaald protest deze heiligschennende diefstal niet zou beletten, liet hij, samen met de andere Belgische bisschoppen, in al de kerken van het land een op 13.3.1943 gedateerde protestbrief voorlezen.

 

1. de klokken van 1850 en later kwamen eerst in aanmerking. De klok van Gijzenzele van 1854 behoorde dus tot de eerste groep,

2. de klokken van 1790 tot 1850,

3. de klokken van:1700 tot 1790,

4. de klokken van vóór 1700.

 

De klokken van staal zouden niet worden gesmolten voor oorlogsdoeleinden doch zouden uit de kerken worden weggehaald om elders als oproepklokken te dienen ter vervanging van weggenomen bronzen klokken.

 

 

 

De klok van Gijzenzele is nog altijd deze van 1854
 (foto Dirk De Ganck)

De klokkenluider

In de 19de eeuw betaalden de gemeenten een vergoeding aan een klokkenluider wiens opdracht er in bestond de avondklok te luiden. Met het luiden van de avondklok werd aan de herbergiers en herbergbezoekers het sluitingsuur medegedeeld. Hun opdracht had geen enkel godsdiensting karakter.

In februari 1958 komt er een elektrische motor op de kerkklok. Daarvoor werd de klok met de hand bediend. Vanuit de torenklok kwam een dikke lange reep naar beneden tot in het portaal, daar stond de klokkenluider om de klok te bedienen.

De laatste die deze taak uitvoerde was Remi Temmerman. 

 

Wat is het verschil tussen luiden en kleppen?

 

Luiden is gewoon de klepel tegen de klok laten komen langs een zijde. Kleppen is de klepel langs beide kanten tegen de klok laten komen.

Het luiden begon een half uur voor de dienst; daama,ongeveer tien minuten voor aanvang van de dienst, volgde het kleppen.

Bij de offerande van alle diensten werd er geluid. Bij een begrafenis werd er ook geluid als men met het lijk de kerk verlaat.

 

Als er in de parochie een overlijden was werd er ‘s morgens en ’s avonds ook geluid.

Voor een begrafenis waren er twee afzonderlijke mogelijkheden:

• ofwel was het een kleine dienst dit is de begrafenis om 08.00 uur of 08.30 uur

• ofwel een grote dienst om 09.00 uur, 09.30uur of 10.00 uur.

 

Bij een kleine dienst gebeurde het volgende:

Men moest de “B” trekken: dit is driemaal kleppen dan een kwart uur luiden over dood.

Luiden over dood: de klok moest omhoog staan dus twee kloppen geven een kort snokje om de klok terug te kantelen en terug kleppen. 

Daarna terug de “B” trekken.

 

Bij een grote dienst moest men het over dood luiden, (zoals hierboven beschreven) maar dit driemaal herhalen.

Voor de bediening van de klok, waarbij men steeds “op post” moest zijn, kreeg de klokkenluider een kleine vergoeding.

 

De voorgangers van Remi Temmerman hadden de gewoonte éénmaal per jaar rond te gaan op de parochie van huis tot huis om een fooi te krijgen. Remi weigerde dit te doen.

Wat leuk was,en dat mochten sommige jongeren enkele keren meemaken met Remi was de reep vast te grijpen en zich te laten omhoog trekken tot bijna tegen het plafond.

Klok detail